De kunst van tante Jetje (essay)

in #nl7 years ago (edited)

Nadat mijn opa was overleden ging ik in zijn plaats twee of drie keer per jaar met oma mee naar tante Jetje. Een hele onderneming; op de fiets naar station Beek-Elsloo, met de trein naar Roermond, van daaruit een half uur in de bus en tenslotte nog twintig minuten lopen.
Tante Jetje stond ons vaak al op te wachten achter de glazen deur. Het eerste wat ze deed als we binnenkwamen, was de vlaai van mijn oma afpakken en deze naar de keuken brengen. Een grote kan koffie was al gezet en op de tafel stonden kopjes, melk en suiker gereed. Tante Jetje trok ons onze jassen uit en hing ze aan de kapstok, daarna dirigeerde ze ons naar de stoelen rond de tafel, schonk koffie in en sneed de vlaai. We móesten vlaai eten en koffie drinken, daar zag ze streng op toe. En een beetje voortmaken, want zodra Jetje twee punten naar binnen had gepropt en ze haar mond gespoeld had met mierzoete koffie, ging ze de jassen alweer halen; een wandeling naar het dorp was vast onderdeel van het programma. In de dorpswinkel mocht ze een cadeautje uitzoeken en in het café kreeg ze een Sinas en een reep chocola met gele vulling. Als we daarna terugkeerden bij de woongroep, ging ze naar binnen, sloeg de deur voor onze neus dicht en vanachter het glas zwaaide ze ons vrolijk lachend uit.
Ik denk aan Jetje als ik rondloop in het Outsider Art Museum in de Hermitage in Amsterdam. Ik lees daar: ‘De binnenwereld van de Outsider-kunstenaar is vaak zo vol dat creativiteit een bijna noodzakelijke uitlaatklep is,’ en: ‘Outsider Art is niets meer of minder dan de innerlijke stem in de kunst. Wanneer wij willen, kunnen wij die verstaan.’
Jetje kon niet praten. Oh, ze wist je wel duidelijk te maken wat ze wilde, met gebaren of gewoon door je pols in een ijzeren greep te nemen en je ergens heen te sleuren, maar naar wat er in haar hoofd en hart omging bleef het gissen. Ze hàd een binnenwereld, dat was duidelijk. Vaak zat ze ondeugend te gniffelen. Ja, ondeugend was ze! En grappig en lief. Van menig verzorger was Jetje de favoriete bewoner. Vergeleken met veel van haar huisgenoten was zij heel ‘goed’: ze verzorgde zichzelf, hielp graag met afwassen en opruimen, ging mee de post ophalen en rondbrengen, was vrijwel altijd vrolijk, had gevoel voor humor en… ze was ontzettend creatief. Hele lakens borduurde ze tot aan de rand vol met kleurige wol, steek naast steek vulde ze de vrolijke taferelen in die ze zèlf met balpoint op de witte stof getekend had. Alles wat ze zag en meemaakte werd erin verwerkt. Fantastische wandkleden die opvielen tussen de andere producten in het winkeltje van de instelling. Dit was geen brave huisvlijt van een zwakzinnige, dit was Outsider Art, ook al wisten wij dat toen niet.
We hadden het kùnnen weten: reeds in 1972 werd de term gelanceerd, door de Engelse kunstcriticus Roger Cardinal, als synoniem voor Art Brut, de naam die de Franse kunstenaar Jean Dubuffet gaf aan de kunst van makers die buiten de officiële kunstwereld staan, en niet zelden ook buiten de samenleving.
Sinds Il Pallazo di Everything, op de Biënnale van Venetië van 2013, is er in de internationale kunstwereld hernieuwde belangstelling voor Outsider Art. The Museum Of Everything toonde in Venetië onder andere het werk van Carlo Zinelli die in de Spaanse Burgeroorlog dusdanig getraumatiseerd raakte dat hij niet meer kon spreken en ernstige psychische problemen kreeg. Opgenomen in een inrichting begon hij zo enthousiast op de muren van zijn kamer te tekenen dat men hem snel een atelier ter beschikking stelde. Hij werkte er acht uur per dag. Zijn psychiater was dermate onder de indruk van zijn werk, dat hij het onder de aandacht bracht van La Compagnie de l’Art Brut, waar het tot op heden een belangrijk deel van de collectie uitmaakt. Carlo Zinelli liet bijna drieduizend schilderijen en tekeningen na, die tegenwoordig herontdekt worden door een nieuwe generatie kunstenaars, curators en verzamelaars.
Een keer bleek de winkel in het dorp gesloten. Jetje voelde verschillende keren aan de deur, keek nadenkend links en rechts en pakte vervolgens kordaat oma’s handtas. Ze grabbelde erin, duidelijk op zoek naar iets. Uiteindelijk vond ze het, in oma’s portemonnee: een huissleutel! Met een triomfantelijk gezicht stak ze hem in het slot van de winkeldeur. Tot haar verbazing paste hij niet. Jetje keek heel even teleurgesteld, borg de sleutel weer op en sleurde oma en mij mee naar het café. Ze had een bepaalde mate van intelligentie. Ergens was ze blijven steken in haar ontwikkeling, niemand weet waardoor. Ze is geboren in 1938, wie weet is ze net als Carlo Zinelli getraumatiseerd door de oorlog. Zo is mijn oma er ook altijd van overtuigd geweest dat mijn moeder, geboren in 1934, leerproblemen kreeg door angst. Luchtalarm en nachtelijke uitstapjes naar een schuilkelder zijn voor niemand goed en al helemaal niet voor kinderen met een sterke verbeeldingskracht, lijkt mij.
Met het Outsider Art Museum heeft Nederland sinds maart 2016 een permanente plaats voor de ontwikkeling van actuele Outsider Art. In de tentoonstelling die nu te zien is, hangt werk van Chinese en Nederlandse Outsider-kunstenaars naast elkaar. ‘Ze volgen beiden hun innerlijke stem, en blijken daarbij deels hetzelfde idioom te gebruiken.’

Het werk van Roel Heijmans (foto) doet me onmiddellijk denken aan die keer dat oma, Jetje en ik werden opgehaald door Oom Wim en Tante Juulke. Ze namen ons mee naar hun huis in Kerkrade waar oom Wim slagroomsoesjes voor ons maakte. In de tuin had hij een grote duiventil, waar Jetje niet uit weg te slaan was. Ook maakten we een wandeling door het park bij het Seminarie waar we de hertjes brood gaven en Jetje en ik een ijsje kregen. Na afloop tekende tante Jetje haar onafscheidelijke schetsboek - dat je net als de gouaches van Charlotte Salomon kon lezen als een dagboek - vòl met duiven, slagroomsoesjes, hertjes, ijsjes en ook: een Mariabeeld met kaarsen en bloemen, en een priester in vol ornaat, want uiteraard gingen we even de abdij in om een kaarsje aan te steken. Heeft ze de tekeningen van die dag ooit in een wandkleed verwerkt? Onmogelijk te achterhalen. Met een gevoel van spijt vraag ik mij af waarom mijn moeder nooit een wandkleed van haar zusje heeft gekocht.
De bezoeken aan mijn tante Jetje waren voor mij heerlijk dagjes uit. Pas later besefte ik dat het voor mijn oma heel zware dagen moeten zijn geweest. Na oma’s dood bleven mijn moeder en haar broers hun zusje beurtelings bezoeken. De laatste jaren komt het er niet meer van, ze zijn allemaal rond de tachtig, net als Jetje zelf. Volgens de periodieke verslagen van de instelling tekent ze af en toe nog een beetje, zonder veel animo. Niemand weet waar haar talloze schetsboeken en wandkleden gebleven zijn. Niemand weet of ze misschien in haar binnenwereld nog bestaan. Zou het voor Jetje wat uitgemaakt hebben als haar werk in een museum terecht was gekomen?

Coin Marketplace

STEEM 0.18
TRX 0.13
JST 0.028
BTC 57451.97
ETH 3105.02
USDT 1.00
SBD 2.32